stroom

als woordenboektrefwoord:

stroom:
m. (stromen), stroming; rivier.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

stroom (zn) :
berg, golf, massa, menigte, overvloed, stoet, stortvloed, straal, toevloed, uitbarsting, uitstorting, vloed
stroom (zn) :
elektriciteit, spanning, voltage
stroom (zn) :
beek, rivier, water, waterweg
stroom (zn) :
loop, stroming, trek

als synoniem van een ander trefwoord:

menigte (zn) :
drom, gedrang, heer, kudde, leger, legerschaar, legioen, macht, massa, mensenmassa, mensenmenigte, mensenzee, meute, myriade, samenscholing, schaar, schare, schep, sleep, stoet, stroom, troep, zwerm
overvloed (zn) :
abondantie, abundantie, exuberantie, luxe, onuitputtelijkheid, overdaad, overmaat, overvloedigheid, rijkdom, schat, stroom, weelde, weelderigheid, zee
spanning (zn) :
elektriciteit, netspanning, potentiaalverschil, potentiaal, spanningsverschil, stroom, voltage
massa (zn) :
drom, gepeupel, grauw, kudde, menigte, meute, overhoop, schaar, stroom, volk, vulgus, zee, zwerm
zee (zn) :
boel, massa, menigte, overvloed, stortvloed, stroom
stroming (zn) :
drift, gang, loop, maalstroom, onderstroom, stroom
beek (zn) :
kreek, stroom, stroompje, vliet
menigte (zn) :
stroom, vloed, vloedgolf, zee
vloed (zn) :
gulp, stroom, vloeiing
golf (zn) :
gulp, stroom, vloed
regen (zn) :
stortvloed, stroom
trek (zn) :
loop, stroom, tocht
drift (zn) :
stroming, stroom
loop (zn) :
stroming, stroom

woordverbanden van ‘stroom’ grafisch weergegeven

in Nederduitsche synonymen (1836), band 2, blz. 293:

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 135:

rivier, stroom

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord
werkwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0031 c