dood

als woordenboektrefwoord:

dood:
m. de zwarte dood, pestziekte in de 14e eeuw.
dood:
bn. gestorven, levenloos; een dode taal, die geen enkel volk meer spreekt.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

dood (bn) :
gestorven, heengegaan, kassiewijle, koud, levenloos, ontslapen, ontzield, overleden, ter ziele, verscheiden, wijlen
dood (bn) :
kapot, uitgespeeld
dood (bn) :
einde, ondergang
dood (bn) :
doodmoe, doodop
dood (bn) :
dor, verdord
dood (zn) :
expiratie, heengaan, overlijden, sterfgeval, sterven, verscheiden

als synoniem van een ander trefwoord:

uitgeteld (bn) :
afgedraaid, afgemat, afgepeigerd, afgesloofd, bekaf, dood, doodmoe, doodop, geradbraakt, gevloerd, kapot, murw, op, pompaf, total loss, uitgeput, uitgevloerd
uitgeput (bn) :
afgedraaid, afgemat, afgepeigerd, afgesloofd, bekaf, dood, doodop, geradbraakt, kapot, op, pompaf, total loss, uitgevloerd
kapot (bn) :
afgemat, afgepeigerd, bekaf, dood, doodmoe, doodop, geradbraakt, moe, op, pompaf, total loss, uitgeput, versleten
doodop (bn) :
afgemat, afgepeigerd, bekaf, dood, geradbraakt, kapot, op, pompaf, uitgeput
dor (bn) :
dood, droog, onvruchtbaar, schraal, uitgedroogd, verdroogd, verschrompeld
levenloos (bn) :
dood, doods, futloos, onbezield, saai, zielloos
zielloos (bn) :
dood, doods, levenloos, ontzield
levenloos (bn) :
dood, ontzield
gevoelloos (bn) :
dood, slapend
koud (bn) :
dood
ondergang (zn) :
achteruitgang, bankroet, bederf, debacle, dood, einde, ineenstorting, instorting, ontreddering, ruïnering, subversie, teleurgang, teloorgang, tenondergang, val, verderf, verderfenis, verloop, verval, verwoesting
verscheiden (zn) :
dood, overlijden, sterfgeval, sterven
graf (zn) :
dood, einde, ondergang
einde (zn) :
dood, verscheiden
overlijden (zn) :
dood

woordverbanden van ‘dood’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Dood beteekent van het leven beroofd; levenloos geen leven hebbende. Men zegt dus een levenloos (niet een dood) beeld. Gestorven is het verl. deelwoord van sterven, en zegt dus niet anders dan dat iemand langs den natuurlijken weg opgehouden heeft te leven; overleden, verleden deelw. van overlijden, zegt ditzelfde. Aflijvig duidt niet anders aan, dan zonder leven zijnde, uit het leven gescheiden zijnde; het wordt alleen van menschen gebruikt, en laat in het midden of de dood op natuurlijke of gewelddadige wijze heeft plaats gehad. Het is thans minder in gebruik; in plaats hiervan hoort men ter ziele.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 122:

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 89:

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

dood
leven

woorden met een verwante vorm:

bijvoeglijk naamwoord
werkwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0035 c