klaar

als woordenboektrefwoord:

klaar:
bn. (-der, -st), helder ; doorschijnend ; duidelijk ; gereed.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

klaar (bn) :
rond, voorbij, uit, gereed, afgelopen, gedaan, voor elkaar, op, af, bereid, voorbereid, voltooid, paraat, ready, voor mekaar, gepiept, afgehandeld
klaar (bn) :
glashelder, zuiver, licht, duidelijk, helder, begrijpelijk, rijp, transparant, patent, ondubbelzinnig, zonneklaar, lucide

als synoniem van een ander trefwoord:

gedaan (bn) :
voorbij, uit, afgelopen, voor elkaar, afgedaan, einde verhaal, verleden tijd, af, over en uit, klaar, gepiept, finito, fini, afgehandeld, schluss
voorbij (bn) :
verlopen, uit, afgelopen, gedaan, afgedaan, om, vergaan, over, verloren, klaar, geleden, passé, geëindigd, gepasseerd, achter de rug
begrijpelijk (bn) :
glashelder, te begrijpen, duidelijk, helder, verstaanbaar, verklaarbaar, klaar, bevattelijk
helder (bn) :
overtuigend, zuiver, duidelijk, begrijpelijk, klaar, inzichtelijk, overzichtelijk, limpide
afgelopen (bn) :
voorbij, verlopen, uit, gedaan, afgedaan, op, verleden, af, voltooid, klaar, verstreken, fini
onvermengd (bn) :
oprecht, zuiver, puur, klaar, absoluut, wezenlijk, gedegen, sec, straight, onversneden
uit (bn) :
voorbij, afgelopen, gedaan, op, af, uitgelezen, over, klaar, geëindigd, fini
rond (bn) :
voor elkaar, afgerond, geregeld, klaar, in orde, afgehandeld
afgerond (bn) :
besloten, afgemaakt, voltooid, klaar, compleet, afgesloten
licht (bn) :
zonnig, verlicht, helder, bleek, klaar, lumineus
duidelijk (bn) :
zuiver, helder, logisch, klaar, proper, lucide
gereed (bn) :
bereid, klaar, paraat, in orde, ready
af (bn) :
uit, gereed, gedaan, voltooid, klaar
zuiver (bn) :
duidelijk, helder, klaar
gereed (bn) :
af, voltooid, klaar
rijp (bn) :
geschikt, klaar
patent (bn) :
klaar, evident
vaardig (bn) :
gereed, klaar
bereid (bn) :
af, klaar

woordverbanden van ‘klaar’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

af, gereed, klaar

Af wordt alleen van zaken gezegd, en be-teekent dan voltooid, zoodat er niets meer aan te doen valt. Het werk is af. Gereed en klaar worden beide zoowel van personen, als van zaken gebezigd. In 't eerste geval beteekent gereed 't zelfde als klaar, dus: op het punt en geschikt om eene nieuwe handeling te beginnen. Ik ben gereed om te gaan. Wij zijn kant en klaar. Van zaken gezegd beteekent gereed: in orde gebracht: Alle dingen zijn gereed. Klaar, van zaken gebezigd, beteekent zoowel af als gereed: Het huis is klaar. Het eten is klaar.

Begrijpelijk is een passief begrip: het ziet op zaken, die men licht kan begrijpen, waarvan men de oorzaak licht kan inzien (soms wordt het, en nog meer het tegenovergestelde onbegrijpelijk, in actieven zin gebruikt; b.v. wat is hij van daag weer onbegrijpelijk; ik kan hem niets aan het verstand brengen); bevattelijk is een actief begrip wanneer het ziet op personen, die iets licht bevatten of begrijpen; in passieven zin is het synoniem met duidelijk, en beteekent dan wat voor de bevatting geschikt is. Hij weet alles zoo bevattelijk te maken. Duidelijk is sterker dan begrijpelijk en geeft te kennen, dat men iets bijna zonder nadenken kan begrijpen; van iets waarop in letterlijken of figuurlijken zin het volle licht valt, welks omtrekken dus goed waarneembaar en gemakkelijk te onderscheiden zijn, gebruikt men klaar en helder. Het eerste meer in tegenoverstelling van troebel, het tweede in tegenoverstelling van duister. (Vergelijk bij helder). Verstaanbaar is in de eerste plaats datgene, wat gemakkelijk gehoord kan worden, en vervolgens datgene, waarvan men gemakkelijk den zin kan vatten. Eene onbegrijpelijke dwaling. Een bevattelijk kind. Een duidelijk bewijs. Hij spreekt verstaanbare taal. Hij gaf ons eene klare en heldere voorstelling der zaak.

helder, klaar

De lichtstralen doorlatende of terugkaatsende. Helder ziet zoowel op de zuiverheid der oppervlakte, als op die van den inhoud. Bij Kiliaen beteekende het nog doorzichtig. Thans wordt het meer bepaald in tegenstelling met donker gedacht, en heeft het de bijgedachte van licht van kleur. Klaar is datgene wat de lichtstralen ongehinderd doorlaat, wat dus niet troebel is; het ziet derhalve alleen op de zuiverheid van den inhoud van iets. Helder glas, helder water, een heldere lucht, de heldere kleuren; de spiegel is helder; het water is klaar als kristal; een klare bron.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 182:

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 302:

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 244:

helder, klaar

in Nederduitsche synonymen (1836), band 2, blz. 284:

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

klaar
onklaar

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord
werkwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0035 c