schuld

als woordenboektrefwoord:

schuld:
v. (-en), het verschuldigde; fout.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

schuld (zn) :
overtreding, zonde, fout, tekortkoming, toedoen, debet
schuld (zn) :
verplichting, verantwoordelijkheid, schuldenlast
schuld (zn) :
lening, tekort, passief, debet, passiva
schuld (zn) :
blaam, verwijtbaarheid, schuldigheid

als synoniem van een ander trefwoord:

bedrag (zn) :
tegemoetkoming, schuld, actief, premie, som, prijs, tarief, passief, vergoeding, rente, geldsom, activa, eregeld, somma, summa, douceurtje, facit, barema
verplichting (zn) :
schuld, opdracht, last, zorg, noodzaak, plicht, taak, obligatie, verbintenis
toedoen (zn) :
schuld, ingrijpen, medewerking, hulp
negatief (zn) :
schuld, last, tekort, passief
gat (zn) :
verlies, schuld, tekort
passief (zn) :
schuld, last, tekort
beer (zn) :
rekening, schuld
tekortkoming (zn) :
schuld, tekort
fout (zn) :
schuld
verantwoordelijkheid (zn) :
schuld
debet (bn) :
schuld

woordverbanden van ‘schuld’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 57:

oorzaak, schuld

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

schuld
onschuld

woorden met een verwante vorm:

bijvoeglijk naamwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0028 c