hold (zn):
The act of grasping
klemmen, omklemmen
hold (zn):
The space in a ship or aircraft for storing cargo
hol, laadruim, ruim, scheepsruim
hold (zn):
The appendage to an object that is designed to be held in order to use or move it
handel, kruk, oor
hold (zn):
Understanding of the nature or meaning or quality or magnitude of something
achting, appreciatie, waardering
hold (zn):
A state of being confined (usually for a short time)
aanhouding, arrest, bewaring, hechtenis
hold (zn):
Time during which some action is awaited
oponthoud, uitstel, vertraging
hold (ww):
Keep in mind or convey as a conviction or view
achten, vinden, beschouwen, aanzien, verslijten
hold (ww):
Be in accord; be in agreement
concorderen, goedkeuren, toestemmen, het eens zijn, aansluiten, accorderen, bijvallen, instemmen, onderschrijven, ondersteunen, overeenstemmen, schragen
hold (ww):
Declare to be
oordelen
hold (ww):
Bind by an obligation; cause to be indebted
een plezier doen, verplichten
hold (ww):
Have or hold in one's hands or grip
beethebben, beethouden, houden, vasthouden
hold (ww):
Organize or be responsible for
houden, voeren
hold (ww):
Maintain (a theory, thoughts, or feelings)
koesteren
hold (ww):
Have or possess, either in a concrete or an abstract sense
hebben, voeren
hold (ww):
Secure and keep for possible future use or application
behouden
hold (ww):
Lessen the intensity of; temper; hold in restraint; hold or keep within limits
afremmen, matigen, modereren, remmen
hold (ww):
Be pertinent or relevant or applicable
gelden, kloppen, opgaan, strekken, uitkomen, uitstrekken, valideren, vigeren
hold (ww):
Cause to continue in a certain state, position, or activity; e.g., `keep clean'
bijhouden, aanhouden, houden
hold (ww):
Contain or hold; have within
inhouden, bevatten
hold (ww):
Resist or confront with resistance
weerstaan
Via: Ensyns.nl
hold (ww):
vasthouden(en) —.
(en) —.
(fr) (Transitif) Garder fermement dans la main ou dans les mains.
(no) regne med at noe har en viss kvalitet.
(no) fylle et mål.
(no) ha hendene på noe., houden(en) —.
(fr) (Transitif) Garder fermement dans la main ou dans les mains.
(fr) Arrêter, maintenir, faire demeurer..
(sv) ha ett föremål i handen.
(pl) —., bevatten(en) —., bijhouden(en) —., tegenhouden(en) —., aanslaan(fr) (Musique) Attaquer un son avec fermeté et sûreté et le maintenir pendant toute la durée de la note., in bezit houden(fr) Garder en sa possession.., indrukken(fr) (Musique) Attaquer un son avec fermeté et sûreté et le maintenir pendant toute la durée de la note., weerstaan(es) —.
hold (zn):
scheepsruim(en) —.
(fr) Partie basse d'un bateau.
(es) —.
(ru) внутреннее помещение корабля между нижней палубой и днищем., ruim(en) —.
(fr) Partie basse d'un bateau.
(ru) внутреннее помещение корабля между нижней палубой и днищем., laadruim(en) —.
(fr) (Marine) Réduit ménagé dans les étages inférieurs d’un navire., ruimte(fr) Vaste salle., sheepsruim(de) —.
cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken
Via: Memodata.com