vorm

als woordenboektrefwoord:

vorm:
m. (-en), gedaante ; iem. zonder vormen, zonder nette manieren ; voor de vorm iets doen, omdat het zo behoort.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

vorm (zn) :
code, erecode, gedragscode, conventie, fatsoen, formaliteit, manier, manieren, omgangsvorm, omgangsvormen, plichtpleging
vorm (zn) :
contouren, figuur, gedaante, gestalte, profiel, stal, uitdrukking, uiterlijk, verschijningsvorm, voorkomen
vorm (zn) :
afgietsel, gietvorm, leest, mal, matrijs, model, patroon, type
vorm (zn) :
bouw, constructie, modus, uitvoering, wijze
vorm (zn) :
schijn, uiterlijkheid
vorm (zn) :
pasvorm, plooi
vorm (zn) :
conditie

als synoniem van een ander trefwoord:

uiterlijk (zn) :
aanblik, aangezicht, aanzicht, aanzien, aspect, buitenkant, buitenzijde, exterieur, fysionomie, gedaante, gestalte, gezicht, habitus, schijn, schors, uitzicht, voorkomen, vorm
voorkomen (zn) :
aanblik, aanzicht, aanzien, fysionomie, gestalte, gezicht, habitus, look, optreden, opzicht, presentie, schijn, tegenwoordigheid, uiterlijk, uitzicht, vorm
gestalte (zn) :
aanzien, figuur, formaat, gedaante, grootte, leest, postuur, silhouet, stal, uiterlijk, verschijning, verschijningsvorm, voorkomen, vorm
model (zn) :
dummy, exempel, maaksel, mal, ontwerp, paradigma, patroon, prototype, richtsnoer, schema, sjablone, sjabloon, type, voorbeeld, vorm
patroon (zn) :
dessin, knippatroon, lijn, model, ordening, sjabloon, tekening, voorbeeld, vorm
bouw (zn) :
aanleg, bouwtrant, constructie, gestalte, maaksel, makelij, opbouw, vorm
presentatie (zn) :
demonstratie, show, voordracht, voorstelling, vorm, weergave
uitzicht (zn) :
uiterlijk, verschijning, verschijningsvorm, voorkomen, vorm
uitvoering (zn) :
aankleding, afwerking, bewerking, type, uiterlijk, vorm
structuur (zn) :
bouw, compositie, opbouw, profiel, samenstelling, vorm
wijze (zn) :
aanpak, manier, methode, modus, stijl, trant, voet, vorm
figuur (zn) :
bouw, gedaante, gestalte, lichaamsvorm, postuur, vorm
mal (zn) :
gietvorm, model, patroon, sjablone, sjabloon, vorm
manier (zn) :
aanpak, methode, stijl, trant, vorm, wijs, wijze
profiel (zn) :
aard, karakter, natuur, structuur, vorm, wezen
gedaante (zn) :
figuur, gestalte, uiterlijk, vorm
type (zn) :
model, postuur, uitvoering, vorm
formule (zn) :
aanpak, grondslag, opzet, vorm
constructie (zn) :
bouwwijze, bouwtrant, vorm
conditie (zn) :
fitheid, gestel, vorm
plooi (zn) :
fatsoen, model, vorm
beloop (zn) :
richting, vorm
stal (zn) :
gestalte, vorm
design (zn) :
ontwerp, vorm
fatsoen (zn) :
model, vorm

woordverbanden van ‘vorm’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

In het algemeen kan men zeggen, dat figuur ziet op het uiterlijk voorkomen, zooals het zich in ruwe omtrekken, vorm op het uiterlijk voorkomen, zooals het zich in meer bepaalde omtrekken vertoont, terwijl bij gedaante en gestalte op alles wordt gelet, wat aan eene verschijning haar eigenaardig karakter verleent, en gedacht wordt aan de gezamenlijke lijnen, waardoor het beeld wordt gevormd. Vorm staat ook voor wijze van samenstelling (b.v. van contracten enz.), en in den pluralis voor de manier van zich voor te doen. Een man van vormen (een wellevend man).

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 170:

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 298:

vorm

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord / werkwoord
bijvoeglijk naamwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.003 c